Bij strippen wordt, net als bij het plukken, het dode haar verwijderd.
Alleen de hoeveelheid en de cyclus zijn anders.
Eens per drie à vier maanden (afhankelijk van de vacht) wordt de helft van de bovenvacht verwijderd.
Deze begint weer te groeien en is na enkele maanden gedeeltelijk aangegroeid.
Nu worden de “oude” haren (die de vorige keer dus zijn blijven staan) weggeplukt.
Wat er dan overblijft is een korte, harde bovenvacht.
Deze cyclus blijven we herhalen.
Op deze manier loopt uw hond er altijd keurig bij, in plaats van de plotselinge overgang van heel erg lang naar helemaal kaal.
Daar komt bij dat de behandeling op zich niet zo intensief is dan wanneer zijn complete vacht verwijderd wordt.
Ook wordt strippen vaak geadviseerd bij honden die (bijna) geen wol hebben.